08.05 tot 01.06.2012 - MONTEVERDE–GOLFITO (Costa Rica)
Week van 07.05 tot 12.05.2012
De volgende dag is een tocht door de bergen voorzien, maar vanaf Cartago regent het heel de weg pijpenstelen. Ons doel was eigenlijk het Reserva Biologica Savegre, een plek bij uitstek om de Quetzals te zien. test Zijn regenboogachtig verenkleed is zo schitterend dat de Maya’s de vogel vereerden als de god Quetzalcoatl, ofwel de Gevederde Slang. Het is een bedreigde vogelsoort die voorkomt in de nevelwouden. De weg naar de Reserva is 43 km gravelroad maar gezien de slechte weersomstandigheden wagen we ons daar zelfs met de Jeep niet aan.
We willen nog een wandeling maken in San Jose in de Barrios Otoya en Amon – de wijk met de mooie Victoriaanse huizen, maar het verkeer in San Jose is hopeloos, er staat niks aangegeven, en wanneer je de weg vraagt geven ze grif toe dat het verkeer in de stad een “mess” is. Nadat we een paar keer verkeerd zijn gereden en in file hebben gestaan, krijgt Fred het op zij heupen, en wil terug.
De volgende dag hebben we meer geluk wanneer we naar Monteverde rijden. Er wacht ons een steile klim van 34 km over een gravelroad. De 3 toegangswegen naar Monteverde zijn gravelroads, en men wil dit zo houden om massatoerisme te vermijden. In de dorpen Santa Elena en Monteverde zijn de straten weg echter wel geasfalteerd. Het ongerepte landschap is heuvelachtig en groen.
Ons doel is het Reserva Biologica del Bosque Nuboso de Monteverde, de parel van het tropisch regenwoud in Costa Rica. Er worden ons aangeraden een gids te nemen, daar we als leek aan de meeste vogels en dieren voorbijlopen en ze vertellen ook allerlei wetenswaardigheden over de planten. Terwijl we op onze gids wachten, lopen we even in de Visitor Center binnen waar Fred een mooie T-shirt met een toekan koopt en drinken koffie in het Hummingbird Cafe waar gestaag de kolibries heen en weer vliegen om zich te goed te doen aan de nectar in de voederbakjes.
Onze gids is een afstammeling van de Amerikaanse Quakers, die in 1951 Santa Elena stichtte. Ze kozen Costa Rica uit vanwege zijn neutraliteit en om aan de dienstplicht te ontlopen. Costa Rica heeft sinds 1948 geen leger meer en het legerbudget wordt gebruikt o.a. voor de kosteloze medische verzorging. Vanaf het moment dat de Quakers zich in dit gebied vestigden hebben ze zich ingezet voor het behoud van de wereldberoemde nevelwouden.
De hooggelegen wouden zijn normaal heel het jaar in de wolken/nevels gehuld, die worden aangevoerd door de vochtige Caribische Passaatwinden, maar wij hebben twee prachtige zonnige dagen gehad.
De toer duurt normaal 2,5 uur maar onze gids ziet al snel dat we veel belangstelling en vragen hebben over de planten, bloemen en de dieren, en uiteindelijk wandelen we 3,5 h. door de prachtige ongerepte bossen. Hij vertelt over de soorten epifyten, die in als gastplanten op de bomen groeien en werkelijk tuinen vormen met prachtige bromelias,
over de wurg vijg, die als een klein zaadje in een boom valt, en langzaam zijn gastheer wurgt, over de insecten, toont ons piepkleine orchideeën, nauwelijks zichtbaar met het blote oog, over de rijkdom aan bloemen,
toont ons de nesten van vogels
en we zien zelfs een nest van een Quetzal. Voor ons is het een hol in een boom, maar bij nader inzien zien we de staartveer van het mannetje uit de boom steken. Ons geduld wordt beloond, wanneer het vrouwtje terug komt met eten voor de jongen, verlaat het mannetje het nest. De gaat allemaal eigenlijk te vlug om goede foto’s te maken, maar het zijn werkelijk prachtige vogels.
Deze bloem gaat ‘s avonds volledig toe en houdt de insekten gans de nacht gevangen. Wanneer ‘s morgens de bloem zich weer opent verlaten de insekten de bloem behangen met stuifmeel en zorgen alsdus voor de profileratie van het stuifmeel.
Onze gids brengt ons naar een Bed & Breakfast uitgebaat door zijn schoonzuster. Het is een gezellig hotelletje met ruime propere kamers. ‘s Avonds gaan we nog lekker eten in een Frans restaurant, Les Olivos.
Na een stevig ontbijt gaan we naar het Reserva Bosque Nuboso de Santa Elena. De weg erheen is een verschrikking, maar in het park wandelen we via mooie onderhouden paden
naar de uitkijktoren die zicht geeft op de Vulkaan Arenal, de meest actieve vulkaan van Costa Rica. Wanneer Fred op de toren klimt ziet hij nog juist de wolken over de top van de vulkaan schuiven. We willen nog een mooie waterval bezoeken maar we zijn eigenlijk te moe om nog meer te bezoeken en er wachten ons nog 155 km om terug naar Belen te rijden.
Vandaag is de laatste dag dat we het jeepke hebben, en maken nog een paar uitstapjes in de omgeving, o.a. naar Cafe Brit. Brit is Costa’s belangrijkste exporteur van kwaliteitskoffie. In 1779 werd de koffiestruik, die eigenlijk in Ethiopië thuishoort, in Costa Rica geïntroduceerd. De Costa Ricanen noemen hun koffie de Grano de oro – gouden graan, daar ze een einde maakte aan de armoede van de boeren en van het land in het algemeen. De glanzende groene struiken beginnen vanaf het vierde jaar vrucht te dragen –(een goed verzorgde struik kan wel 40 jaar vruchten dragen). Voordat ze vrucht dragen, verschijnen er aan het begin van het regenseizoen witte bloesems die naar Jasmijn ruiken.
De bonen zitten in groene bessen die bloedrood worden tegen de oogsttijd in november. De vlezige buitenste lagen worden verwijderd, de bonen worden vervolgens te drogen gelegd en daarna gebrand.
We hadden gelezen dat Hotel Chalet Tirol een uitstekende Franse keuken zou hebben. Het kader was mooi maar het eten viel eigenlijk tegen en was vrij duur. ‘s Avonds moeten we het Jeepke terugbrengen, maar we missen het al.
Week van 13.05 tot 24.05.2012
Gezien het vorige week nogal hectisch was, doen het we deze week een beetje kalm aan. Foto’s sorteren, internetten, wat boodschappen doen en rusten. Marcel heeft ons het adres gegeven van een goede chiropractor en Fred laat zich door hem eens grondig onder handen nemen.
Week van 25.05.2012 tot 01.06.2012
Nadat we een maandje bij Marcel op zijn grondstuk hebben gestaan, vervolgen we onze weg. We doen nog proviand op in de supermarkt en rijden via de nieuwe autostrade die San Jose met de Pacific verbindt, naar Tarcoles. Aan de brug over de Rio Tarcoles liggen tientallen krokodillen op de oever. Daar het water van de Rio Tarcoles sterk vervuild is door het afvalwater van San Jose zijn, volgens onze gids van het Nacional Parque Carara later zou vertellen, veel van de krokodillen ziek en sommige zijn half blind. Waterzuivering is hier nog een futuristisch begrip.
Enkele km verder is het Parque Nacional Carara. We worden verwelkomt door een park gids die ons enkele tips geeft. We willen de volgende dag het park gaan bezoeken en we hebben geluk we mogen gratis met onze camper in de Hacienda van zijn vader aan de overkant van de straat, overnachten .
Na de middag rijden we nog naar Jaco een gezellig toeristisch stadje, waar veel Fransen wonen. Er is een internetcafe waar we koffie met een lekkere Tiramisu nemen.
De volgende dag zijn we reeds om 07.00 h. op stap met onze gids Gabriel in het park. Daar we in het regenwoud gaan wandelen hebben we van de ranger gummi laarzen in bruikleen gekregen. Normaal is het een wandeling van 3 uur, maar door al onze vragen en het maken van vele foto’s zijn we algauw 7 uur onderweg. Maar het is een prachtige wandeling door een overvloedige plantengroei. We zien er voor de eerste maal White-faced Capuchins.
We zien veel vogels
insecten en reptielen
Ghost vleermuizen
een agoeti met jong
Wilde bananenbomen die voor voedsel zorgen voor vele dieren
en bizarre paddestoelen.
Samen met Gabriel maken we een boottocht op de Rio Tarcoles.
We varen voorbij de mangroven, die als nestplaats van de tijgerkrabben en veel vogelsoorten dienen.
Langs de oevers liggen de krokodillen te luieren in de zon. Onze bootsman is zelfs zo moedig om een enorme krokodil “Tornado” te voeren en Fred kan natuurlijk niet nalaten dat beest ook eens te “strelen”.
We keren terug via een prachtig resort gelegen in het tropical rainforest waar zelfs een zwembad met strand met zeezand is aangelegd.
Nadat we nog een nachtwandeling met Gabriel door de jungle hebben gemaakt, nemen we de volgende dag afscheid.
In Jaco checken we nog onze mails en rijden we door naar Esterillo Este waar we kunnen overnachten op de parking van Hotel La Sirena. In de branding staat een mooi standbeeld van een zeemeermin.
We zetten onze weg voort naar Manuel Antonio Nacional Park. Het is een prachtig park en behalve de prachtige planten en bloemen kunnen we er veel dieren spotten.
Op een tak zit een welgeschapen Howler Monkey,
we zien de guitige White-faced Capuchins,
twee verschillende soorten sloths (luiaards) zelfs eentje met een jong op zijn buik. De luiaards doen werkelijk hun naam eer aan, ze hangen soms uren stil in een boom, ze slapen gemiddeld 10 uur per dag en komen slechts een maal per week naar beneden om hun behoeften te doen.
We zien ook bontgekleurde aras
insekten, spinnen
en slangen.Het park wordt omzoomd door de prachtige stranden van de Pacific
en in de koelte van de bossen liggen grote leguanen.
We vinden een rustig plaatsje aan een klein hotelletje met Wifi, een goede snackbar en een kleine zwembadje.
We vervolgen onze weg zuidwaarts langs de Pacific kust en we hadden gepland onderweg nog van alles te bezoeken, maar dit wordt geen sukses. Nabij Dominical zouden er mooie watervallen (Nauyaca Falls) zijn. Ik had op internet gelezen dat die op een Finca (hoeve) gelegen waren en dat ze eigenlijk enkel te paard te bereiken waren. Daar we weten dat dit meestal een verkoopsargument van de touroperators is, wilden we ons informeren in Dominical, volgens de gids een toeristisch stadje. Daar aangekomen bleek dat een gat te zijn met nada informatie, de watervallen waren zelfs niet aangegeven.
Dan maar door naar Parque Nacional Manuel Ballena om walvissen en dolfijnen te zien. De walvissen waren er nog niet, ze komen pas in juli uit Californie aan, maar we hadden er toch niet heen gekunnen want de ingangen van het park waren twee kleine onverharde wegen door het bos amper breed genoeg voor een jeep. Natuurlijk kun je wel weer met een tour gaan, maar dat kost dan 165 US$/persoon zonder de garantie dat je iets ziet.
Dan door richting Puerto Jimenez. Onderweg (de eerste maal in 5 jaar) wilde de politie onze invoervergunning voor de camper zien. Stonden zich blijkbaar te vervelen. De weg naar Puerto Jimenez is een doodlopende weg van 75 km. Daar moet je de camper laten staan want de laatste 40 km naar Parque Nacional de Corcovado (naar het schijnt de top van de Nacional Parks – dus wilden we natuurlijk daar heen) schijnt in zeer slechte staat te zijn. Na 12 van de 75 km zijn we teruggedraaid, wegens weg in zeer slechte staat en 12 km werken. Misschien een geluk want we hebben later met mensen gesproken die ook die richting zijn uitgereden met een gehuurde personenwagen en die zijn moeten terugdraaien wegens te steil. Dat willen we Fleuretteke natuurlijk niet aandoen. Ons volgend doel is Parque Nacional Piedras Blanca. Op de hoofdweg stond aangegeven 24 km. Verder stond niets meer aangegeven. In een glimp had ik 500 m na de afslag in een put zo een bruin plakkaat van de parken zien staan. Maar als je op de hoofdweg niks ziet, denk je ik zal me wel vergist hebben. In het Visitor Center in Golfito vertelt men ons dat de ingang van het park op de oude weg naar Golfito ligt, wederom een onverharde weg en dat we door een riviertje moeten rijden. Blijkbaar is dat geen probleem als het droog is, maar het is nu regenseizoen, dus dat was veel te link.
Daarbij ben ik nog gestoken door de enige wesp die hier rondvliegt, want voor de rest zie je er hier geen. Dat was om de dag af te ronden.
We rijden door naar Golfito waar we een mooi plaatsje vinden bij een hotel/restaurant Samoa del Sur uitgebaat door een Franse familie uit Aix-en-Provence. O.a. twee broers, die zeker niet overlopen van vriendelijkheid. Daarbij komt nog dat de ene broer vindt dat we eigenlijk te weinig betalen (10 US$ per nacht) voor onze standplaats en wanneer we onze was laten doen compenseert hij dit door 40 US$ voor twee kleine zakjes was te rekenen. Alhoewel het er rustig is, er zijn douches en een proper zwembad, maken we toch geen reclame voor deze plaats.
We nemen in Golfito de overzet naar Puerto Jimenez vanwaar uit we hoopten naar Parque Nacional de Corcovado te kunnen gaan. Bij navraag in het Visitor Center vertelt men ons dat we voor de laatste 40 km naar het Park ofwel een taxi moeten nemen of de collectivo, bus die maar een keer per dag rijdt. We bovendien zeker een dag in het park moeten doorbrengen met een gids zodat we dus twee nachten in het park moeten overnachten. Een kleine berekening maakt dat dit ons zeker 600 US$ gaat kosten, en dat vinden we weeral te duur.
Wij blijven enkele dagen in Golfito en steken de donderdag de grens met Panama over.
De volgende dag is een tocht door de bergen voorzien, maar vanaf Cartago regent het heel de weg pijpenstelen. Ons doel was eigenlijk het Reserva Biologica Savegre, een plek bij uitstek om de Quetzals te zien. test Zijn regenboogachtig verenkleed is zo schitterend dat de Maya’s de vogel vereerden als de god Quetzalcoatl, ofwel de Gevederde Slang. Het is een bedreigde vogelsoort die voorkomt in de nevelwouden. De weg naar de Reserva is 43 km gravelroad maar gezien de slechte weersomstandigheden wagen we ons daar zelfs met de Jeep niet aan.
We willen nog een wandeling maken in San Jose in de Barrios Otoya en Amon – de wijk met de mooie Victoriaanse huizen, maar het verkeer in San Jose is hopeloos, er staat niks aangegeven, en wanneer je de weg vraagt geven ze grif toe dat het verkeer in de stad een “mess” is. Nadat we een paar keer verkeerd zijn gereden en in file hebben gestaan, krijgt Fred het op zij heupen, en wil terug.
De volgende dag hebben we meer geluk wanneer we naar Monteverde rijden. Er wacht ons een steile klim van 34 km over een gravelroad. De 3 toegangswegen naar Monteverde zijn gravelroads, en men wil dit zo houden om massatoerisme te vermijden. In de dorpen Santa Elena en Monteverde zijn de straten weg echter wel geasfalteerd. Het ongerepte landschap is heuvelachtig en groen.
Ons doel is het Reserva Biologica del Bosque Nuboso de Monteverde, de parel van het tropisch regenwoud in Costa Rica. Er worden ons aangeraden een gids te nemen, daar we als leek aan de meeste vogels en dieren voorbijlopen en ze vertellen ook allerlei wetenswaardigheden over de planten. Terwijl we op onze gids wachten, lopen we even in de Visitor Center binnen waar Fred een mooie T-shirt met een toekan koopt en drinken koffie in het Hummingbird Cafe waar gestaag de kolibries heen en weer vliegen om zich te goed te doen aan de nectar in de voederbakjes.
Onze gids is een afstammeling van de Amerikaanse Quakers, die in 1951 Santa Elena stichtte. Ze kozen Costa Rica uit vanwege zijn neutraliteit en om aan de dienstplicht te ontlopen. Costa Rica heeft sinds 1948 geen leger meer en het legerbudget wordt gebruikt o.a. voor de kosteloze medische verzorging. Vanaf het moment dat de Quakers zich in dit gebied vestigden hebben ze zich ingezet voor het behoud van de wereldberoemde nevelwouden.
De hooggelegen wouden zijn normaal heel het jaar in de wolken/nevels gehuld, die worden aangevoerd door de vochtige Caribische Passaatwinden, maar wij hebben twee prachtige zonnige dagen gehad.
De toer duurt normaal 2,5 uur maar onze gids ziet al snel dat we veel belangstelling en vragen hebben over de planten, bloemen en de dieren, en uiteindelijk wandelen we 3,5 h. door de prachtige ongerepte bossen. Hij vertelt over de soorten epifyten, die in als gastplanten op de bomen groeien en werkelijk tuinen vormen met prachtige bromelias,
over de wurg vijg, die als een klein zaadje in een boom valt, en langzaam zijn gastheer wurgt, over de insecten, toont ons piepkleine orchideeën, nauwelijks zichtbaar met het blote oog, over de rijkdom aan bloemen,
toont ons de nesten van vogels
en we zien zelfs een nest van een Quetzal. Voor ons is het een hol in een boom, maar bij nader inzien zien we de staartveer van het mannetje uit de boom steken. Ons geduld wordt beloond, wanneer het vrouwtje terug komt met eten voor de jongen, verlaat het mannetje het nest. De gaat allemaal eigenlijk te vlug om goede foto’s te maken, maar het zijn werkelijk prachtige vogels.
Deze bloem gaat ‘s avonds volledig toe en houdt de insekten gans de nacht gevangen. Wanneer ‘s morgens de bloem zich weer opent verlaten de insekten de bloem behangen met stuifmeel en zorgen alsdus voor de profileratie van het stuifmeel.
Onze gids brengt ons naar een Bed & Breakfast uitgebaat door zijn schoonzuster. Het is een gezellig hotelletje met ruime propere kamers. ‘s Avonds gaan we nog lekker eten in een Frans restaurant, Les Olivos.
Na een stevig ontbijt gaan we naar het Reserva Bosque Nuboso de Santa Elena. De weg erheen is een verschrikking, maar in het park wandelen we via mooie onderhouden paden
naar de uitkijktoren die zicht geeft op de Vulkaan Arenal, de meest actieve vulkaan van Costa Rica. Wanneer Fred op de toren klimt ziet hij nog juist de wolken over de top van de vulkaan schuiven. We willen nog een mooie waterval bezoeken maar we zijn eigenlijk te moe om nog meer te bezoeken en er wachten ons nog 155 km om terug naar Belen te rijden.
Vandaag is de laatste dag dat we het jeepke hebben, en maken nog een paar uitstapjes in de omgeving, o.a. naar Cafe Brit. Brit is Costa’s belangrijkste exporteur van kwaliteitskoffie. In 1779 werd de koffiestruik, die eigenlijk in Ethiopië thuishoort, in Costa Rica geïntroduceerd. De Costa Ricanen noemen hun koffie de Grano de oro – gouden graan, daar ze een einde maakte aan de armoede van de boeren en van het land in het algemeen. De glanzende groene struiken beginnen vanaf het vierde jaar vrucht te dragen –(een goed verzorgde struik kan wel 40 jaar vruchten dragen). Voordat ze vrucht dragen, verschijnen er aan het begin van het regenseizoen witte bloesems die naar Jasmijn ruiken.
De bonen zitten in groene bessen die bloedrood worden tegen de oogsttijd in november. De vlezige buitenste lagen worden verwijderd, de bonen worden vervolgens te drogen gelegd en daarna gebrand.
We hadden gelezen dat Hotel Chalet Tirol een uitstekende Franse keuken zou hebben. Het kader was mooi maar het eten viel eigenlijk tegen en was vrij duur. ‘s Avonds moeten we het Jeepke terugbrengen, maar we missen het al.
Week van 13.05 tot 24.05.2012
Gezien het vorige week nogal hectisch was, doen het we deze week een beetje kalm aan. Foto’s sorteren, internetten, wat boodschappen doen en rusten. Marcel heeft ons het adres gegeven van een goede chiropractor en Fred laat zich door hem eens grondig onder handen nemen.
Week van 25.05.2012 tot 01.06.2012
Nadat we een maandje bij Marcel op zijn grondstuk hebben gestaan, vervolgen we onze weg. We doen nog proviand op in de supermarkt en rijden via de nieuwe autostrade die San Jose met de Pacific verbindt, naar Tarcoles. Aan de brug over de Rio Tarcoles liggen tientallen krokodillen op de oever. Daar het water van de Rio Tarcoles sterk vervuild is door het afvalwater van San Jose zijn, volgens onze gids van het Nacional Parque Carara later zou vertellen, veel van de krokodillen ziek en sommige zijn half blind. Waterzuivering is hier nog een futuristisch begrip.
Enkele km verder is het Parque Nacional Carara. We worden verwelkomt door een park gids die ons enkele tips geeft. We willen de volgende dag het park gaan bezoeken en we hebben geluk we mogen gratis met onze camper in de Hacienda van zijn vader aan de overkant van de straat, overnachten .
Na de middag rijden we nog naar Jaco een gezellig toeristisch stadje, waar veel Fransen wonen. Er is een internetcafe waar we koffie met een lekkere Tiramisu nemen.
De volgende dag zijn we reeds om 07.00 h. op stap met onze gids Gabriel in het park. Daar we in het regenwoud gaan wandelen hebben we van de ranger gummi laarzen in bruikleen gekregen. Normaal is het een wandeling van 3 uur, maar door al onze vragen en het maken van vele foto’s zijn we algauw 7 uur onderweg. Maar het is een prachtige wandeling door een overvloedige plantengroei. We zien er voor de eerste maal White-faced Capuchins.
We zien veel vogels
insecten en reptielen
Ghost vleermuizen
een agoeti met jong
Wilde bananenbomen die voor voedsel zorgen voor vele dieren
en bizarre paddestoelen.
Samen met Gabriel maken we een boottocht op de Rio Tarcoles.
We varen voorbij de mangroven, die als nestplaats van de tijgerkrabben en veel vogelsoorten dienen.
Langs de oevers liggen de krokodillen te luieren in de zon. Onze bootsman is zelfs zo moedig om een enorme krokodil “Tornado” te voeren en Fred kan natuurlijk niet nalaten dat beest ook eens te “strelen”.
We keren terug via een prachtig resort gelegen in het tropical rainforest waar zelfs een zwembad met strand met zeezand is aangelegd.
Nadat we nog een nachtwandeling met Gabriel door de jungle hebben gemaakt, nemen we de volgende dag afscheid.
In Jaco checken we nog onze mails en rijden we door naar Esterillo Este waar we kunnen overnachten op de parking van Hotel La Sirena. In de branding staat een mooi standbeeld van een zeemeermin.
We zetten onze weg voort naar Manuel Antonio Nacional Park. Het is een prachtig park en behalve de prachtige planten en bloemen kunnen we er veel dieren spotten.
Op een tak zit een welgeschapen Howler Monkey,
we zien de guitige White-faced Capuchins,
twee verschillende soorten sloths (luiaards) zelfs eentje met een jong op zijn buik. De luiaards doen werkelijk hun naam eer aan, ze hangen soms uren stil in een boom, ze slapen gemiddeld 10 uur per dag en komen slechts een maal per week naar beneden om hun behoeften te doen.
We zien ook bontgekleurde aras
insekten, spinnen
en slangen.Het park wordt omzoomd door de prachtige stranden van de Pacific
en in de koelte van de bossen liggen grote leguanen.
We vinden een rustig plaatsje aan een klein hotelletje met Wifi, een goede snackbar en een kleine zwembadje.
We vervolgen onze weg zuidwaarts langs de Pacific kust en we hadden gepland onderweg nog van alles te bezoeken, maar dit wordt geen sukses. Nabij Dominical zouden er mooie watervallen (Nauyaca Falls) zijn. Ik had op internet gelezen dat die op een Finca (hoeve) gelegen waren en dat ze eigenlijk enkel te paard te bereiken waren. Daar we weten dat dit meestal een verkoopsargument van de touroperators is, wilden we ons informeren in Dominical, volgens de gids een toeristisch stadje. Daar aangekomen bleek dat een gat te zijn met nada informatie, de watervallen waren zelfs niet aangegeven.
Dan maar door naar Parque Nacional Manuel Ballena om walvissen en dolfijnen te zien. De walvissen waren er nog niet, ze komen pas in juli uit Californie aan, maar we hadden er toch niet heen gekunnen want de ingangen van het park waren twee kleine onverharde wegen door het bos amper breed genoeg voor een jeep. Natuurlijk kun je wel weer met een tour gaan, maar dat kost dan 165 US$/persoon zonder de garantie dat je iets ziet.
Dan door richting Puerto Jimenez. Onderweg (de eerste maal in 5 jaar) wilde de politie onze invoervergunning voor de camper zien. Stonden zich blijkbaar te vervelen. De weg naar Puerto Jimenez is een doodlopende weg van 75 km. Daar moet je de camper laten staan want de laatste 40 km naar Parque Nacional de Corcovado (naar het schijnt de top van de Nacional Parks – dus wilden we natuurlijk daar heen) schijnt in zeer slechte staat te zijn. Na 12 van de 75 km zijn we teruggedraaid, wegens weg in zeer slechte staat en 12 km werken. Misschien een geluk want we hebben later met mensen gesproken die ook die richting zijn uitgereden met een gehuurde personenwagen en die zijn moeten terugdraaien wegens te steil. Dat willen we Fleuretteke natuurlijk niet aandoen. Ons volgend doel is Parque Nacional Piedras Blanca. Op de hoofdweg stond aangegeven 24 km. Verder stond niets meer aangegeven. In een glimp had ik 500 m na de afslag in een put zo een bruin plakkaat van de parken zien staan. Maar als je op de hoofdweg niks ziet, denk je ik zal me wel vergist hebben. In het Visitor Center in Golfito vertelt men ons dat de ingang van het park op de oude weg naar Golfito ligt, wederom een onverharde weg en dat we door een riviertje moeten rijden. Blijkbaar is dat geen probleem als het droog is, maar het is nu regenseizoen, dus dat was veel te link.
Daarbij ben ik nog gestoken door de enige wesp die hier rondvliegt, want voor de rest zie je er hier geen. Dat was om de dag af te ronden.
We rijden door naar Golfito waar we een mooi plaatsje vinden bij een hotel/restaurant Samoa del Sur uitgebaat door een Franse familie uit Aix-en-Provence. O.a. twee broers, die zeker niet overlopen van vriendelijkheid. Daarbij komt nog dat de ene broer vindt dat we eigenlijk te weinig betalen (10 US$ per nacht) voor onze standplaats en wanneer we onze was laten doen compenseert hij dit door 40 US$ voor twee kleine zakjes was te rekenen. Alhoewel het er rustig is, er zijn douches en een proper zwembad, maken we toch geen reclame voor deze plaats.
We nemen in Golfito de overzet naar Puerto Jimenez vanwaar uit we hoopten naar Parque Nacional de Corcovado te kunnen gaan. Bij navraag in het Visitor Center vertelt men ons dat we voor de laatste 40 km naar het Park ofwel een taxi moeten nemen of de collectivo, bus die maar een keer per dag rijdt. We bovendien zeker een dag in het park moeten doorbrengen met een gids zodat we dus twee nachten in het park moeten overnachten. Een kleine berekening maakt dat dit ons zeker 600 US$ gaat kosten, en dat vinden we weeral te duur.
Wij blijven enkele dagen in Golfito en steken de donderdag de grens met Panama over.